|
||||||||
Ruim twintig jaar en zes platen lang waren de heren van Gaiteros de Lisboa (“pijpers van Lissabon”) zowat hét gezicht van een deel van de Portugese folkmuziek, dat niet onder de fado gerangschikt kan worden. Toen de leeftijd van de meesten van hen een beetje begon op te spelen, besloten ze er in 2012 mee op te houden, maar vandaag -het bloed kruipt kennelijk nog altijd waar het niet gaan kan- is het gezelschap heropgericht en laten ze deze overzichtsplaat op ons los, zoals het hoort, samengesteld uit een aantal (19) van hun meest bekende nummers en één nieuwe track, (“Roncos do Diabo”), die de feestelijkheden mag openen. Dat feestje duurt ruim 75 minuten en, hoewel het vanzelfsprekend hiaten vertoont -dat kan bezwaarlijk anders, als je van zes platen naar ééntje moet selecteren- is het een heel knap overzicht geworden van wat het gezelschap muzikaal te bieden had. Ik zag ze in de loop der jaren twee keer live aan het werk en wat ik me van die concerten herinner, is eigenlijk krèk hetzelfde als de indruk, die deze feestplaat nalaat: de combinatie van heet gevarieerde, vaak complexe percussiepartijen met de meerstemmige zang, aangevuld met de meest bizarre blaasinstrumenten, klinkt volkomen uniek. Dat de tracks niet chronologisch, maar eerder thematisch gerangschikt zijn, draagt ertoe bij dat de plaat zich ook door nieuwkomers vlotjes laat beluisteren: dit is een compilatie waar heel hard over nagedacht is en die kennelijk tot doel had een soort testament te zijn, waarin zowat elk van de vele aspecten van dit veelzijdig gezelschap -er waren in de loop der jaren flink wat personeelswissels- aan bod komt. Over de vocale kracht van de band had ik het al, net als de percussie niet onvermeld bleef. Dat ze bij momenten als een heuse brassband gingen klinken, zoals bv. in “Terra de Ninguém”, waar zelfs enige rap in gehoord kon worden, daar had ik het nog niet over. Evenmin vermeldde ik het ludieke van nummers als “Movimento Perpétuo” of “O Falso Cego”, die op de plaat zij aan zij staan, al kwamen ze destijds met 8 jaar verschil tot stand. Hierin wordt met instrumentjes gewerkt, die zowel spacey en speelgoedachtig klinken en dus zo hadden kunnen dienen voor een film- of cartoon soundtrack. Ook voor het gebruik van elektronische klanken draaide de band de hand niet o, zoals blijkt uit bv. “Era não era de tamanho de um pardal”, al bestaat het repertoire van de groep voor een flink deel uit traditioneel materiaal, dat zelfs tot aan de middeleeuwen durft teruggaan, wat dus bewijst dat de muzikanten heel veelzijdig waren en zijn. Alleen al daarom is deze plaat erg welkom: je leert er een veelzijdige band folkies mee kennen, die allerminst blijven steken in het naspelen van oude wijsjes, maar die ze integendeel een hedendaagse inkleuring geven. Op die manier blijft de band ook vandaag nog absoluut relevant en we mogen hopen dat ze, in hun hernieuwde versie, nog heel lang kunnen doorgaan, want aan rijke muziek van deze allure is er altijd nood. Altijd en overal ! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||